
category_news
Ziektewerende grond – feit of fictie?
De definitie van een ziektewerende grond is dat een vatbaar gewas in de aanwezigheid van een ziekteverwekker minder ziek wordt dan je zou verwachten. Je zou een parallel met COVID-19 kunnen trekken: niet alle mensen die geïnfecteerd raken worden hier even ziek van. De verminderde aantasting van een gewas door bodemgebonden plantenziekten is vaak het gevolg van een ander, diverser of actiever bodemleven. Maar, hoe kan je ziektewerende gronden in de praktijk opsporen? Hoeveel komt het voor? En natuurlijk ook: wat kan een boer doen om zijn grond ziektewerender te maken?
Proefopzet
In de herfst van 2019 is bij 11 akkerbouwerbedrijven in het Bedrijvennetwerk Bodemmetingen grond verzameld voor het analyseren van allerlei bodemeigenschappen. Eén van die onderzochte eigenschappen was het bepalen van de ziektewerendheid van de bodem. Dit is gedaan door de gronden onder vergelijkbare omstandigheden in een klimaatcel te infecteren en vervolgens te kijken hoeveel planten er ziek werden. Hiervoor zijn twee toetsen gebruikt: Pythium ultimum met tuinkers en Rhizoctonia solani AG 2.2IIIB met suikerbiet.


Resultaat
Er werden duidelijke verschillen gevonden tussen de verzamelde gronden. Pythium ziektewering was altijd hoger in kleigrond dan in zandgrond (zie Tabel 1). In zandgrond was de aantasting na toevoeging van Pythium eigenlijk altijd maximaal. Rhizoctonia ziektewering kwam veel minder voor, in totaal in slechts 4 van de 22 percelen, en de ziektewering was niet grondsoort afhankelijk. Opvallend was dat niet beide maar slechts één perceel van een bedrijf ziektewerend was. Van Rhizoctonia is bekend dat ziektewering eerder specifiek dan algemeen is; er wordt aangenomen dat specifieke groepen van het bodemleven de ziektewering veroorzaken. Dit in tegenstelling tot Pythium ziektewering waar vermoedelijk het totale bodemleven of de activiteit ervan een rol speelt.
Uit de huidige resultaten van de verschillende percelen, blijkt dat ziektewering tegen de twee getoetste ziekteverwekkers een verschillende oorzaak hebben. De meeste zandgronden en één kleiperceel waren zeer gevoelig voor beide getoetste ziektes (rechtsboven in Figuur 1). Dan waren er gronden met ziektewering tegen Pythium, maar niet tegen Rhizoctonia (linksboven) en twee gronden met ziektewering tegen Rhizoctonia, maar niet tegen Pythium (rechtsonder). Slechts twee gronden waren ziektewerend voor beide ziekteverwekkers (linksonder).
Tabel 1. Ziektewering tegen Pythium en Rhizoctonia in grond van twee percelen van 11 akkerbouwbedrijven verspreid over Nederland, gesorteerd naar grondsoort.


Wat betekent dit?
De grens van wat ziektewerend is, is enigszins arbitrair gekozen. Op dit moment is er nog te weinig ervaring met dergelijke ziekteweringstoetsen in verschillende grondsoorten uit praktijkpercelen om een referentiewaarde aan te kunnen geven. Ook is er nog geen informatie over de correlatie met de praktijkervaring van de boer. Wel is er ervaring met proeven waarin gekeken wordt welke maatregelen ziektewering kunnen verhogen. Zo werd Pythium ziektewering (zelfde type biotoets) gestimuleerd door minder grondbewerking (Bongiorno et al., 2019 en recente resultaten uit de systeemproef BASIS te Lelystad). Rhizoctonia ziektewering kan in kasproeven met verschillende typen organisch materiaal gestimuleerd worden (chitine, verenmeel, cellulose). Maar Rhizoctonia ziektewering kan ook door de aanwezigheid van de ziekteverwekker zelf ontstaan. Of de boeren bepaalde maatregelen hebben toegepast die de verschillen in ziektewering tussen de percelen kunnen verklaren, moet nog worden uitgezocht. Ook zal geanalyseerd worden of er bodembiologische of andere bodemparameters zijn die correleren met de ziektewering van de gronden.
Wat we uiteindelijk willen weten is: wat kan een boer doen om zijn grond ziektewerender te maken?